Single post
Arti in oorlogstijd, zuil 'De keuze'

Gedachten over het exposeren van ‘goed’, ‘fout’ en wat daartussen zit…

Eén van de schriftelijke opdrachten bij het vak Tentoonstellingspracticum was het schrijven van een essay vanuit het perspectief van de tentoonstellingsmaker. Zie hieronder wat de student-conservatoren schreven over de presentatie van moreel beladen onderwerpen in Arti in oorlogstijd en GOED FOUT/ErfgoedLab.

Marieke:

‘Doordat ieder standpunt al een waardeoordeel in zich draagt, moet men het onderwerp van verschillende kanten belichten.’

‘Ook al wil de conservator een neutrale rol innemen, hij of zij oefent altijd invloed uit op het verhaal dat verteld wordt. De conservator bepaalt namelijk wat er tentoongesteld wordt en hoe het tentoongesteld wordt, waardoor er impliciet sturing wordt gegeven aan de boodschap.’

‘Een moreel beladen thema als “goed” en “fout” in oorlogstijd vraagt om een objectieve benadering (voor zover mogelijk), waarbij verschillende kanten van het onderwerp belicht worden. Door primaire bronnen voor zich te laten spreken, verklein je als conservator de kans om een subjectief beeld neer te zetten of om te moraliserend over te komen. Door zowel zwart, wit als grijs te benoemen kan men uiteindelijk tot een “geschakeerd beeld” komen.’

Robin:

‘Net als de historici Eickhoff, Henkes en Van Vree ben ik er van overtuigd dat een “neutrale” geschiedschrijving met betrekking tot gevoelige historische periodes moeilijk is om na te streven. Vanzelfsprekend geldt dit ook bij het inrichten van een tentoonstelling.’

‘Het “show, but don’t tell” principe lijkt mij dan ook niet de beste oplossing. Een tentoonstellingsmaker heeft de taak om het publiek tot nadenken aan te zetten door onder andere nieuwe, wellicht onbekende kanten van een onderwerp als “kunstenaars in oorlogstijd” te belichten. Op deze manier kan de bezoeker naar huis gaan met (nieuwe) informatie om zijn of haar mening mee te verrijken. De beste manier op dit te bereiken is naar mijn idee om, zoals Eickhoff, Henkes en Van Vree ook zeggen, een meervoudige benadering te geven in de tentoonstelling.’

‘Op deze manier kunnen er in één tentoonstelling verschillende perspectieven naast elkaar worden getoond zonder een oordeel te geven, maar wel door het “schuren” onderling van de verschillende perspectieven ruimte te laten voor discussie, waarbij niet is geprobeerd om volledige neutraliteit na te streven. Voldoende achtergrondinformatie in de vorm van catalogusteksten is dan ook cruciaal. Zonder toereikende achtergrondinformatie krijgt de bezoeker geen kans om zelf een mening te vormen.’

‘Wanneer de verschillende posities van kunstenaars al van tevoren beoordeeld zouden worden, is er geen plaats voor discussie en het vormen van nieuwe perspectieven. En dit is juist wat een tentoonstelling zo mooi kan opleveren.’

Wieke:

‘In tweede instantie, met in gedachten dat in het betoog van de historici Eickhoff, Henkes en Van Vree doorklinkt dat de onthouding van een moreel oordeel over de gedragingen van Nederlanders die uit twijfelachtige motieven aanschurkten tegen de bezetter ertoe leidt dat er niet meer wordt nagedacht over hoe een dergelijk schrikbewind mogelijk is geweest, neig ik er toch toe om in de expositie wel aan het publiek over te willen brengen dat bepaalde gedragingen van sommige kunstenaars laakbaar waren. Zij hadden immers meegewerkt aan het kunstbeleid van de nazi’s, een van hun propagandistische instrumenten, om zo hun “rijk” sterker te maken, om de voorwaarden voor de opbouw ervan mede te helpen vervullen.’

‘Tegelijkertijd is er het besef dat een Nederlandse tentoonstellingsmaker die zelf geen oorlog heeft gekend en leeft in een maatschappij met mensenrechten hoog in het vaandel, gemakkelijk oordelen heeft. Hij of zij zal waarschijnlijk nooit voor zulke morele keuzes met verstrekkende  gevolgen komen te staan.’

Lysanne:

‘De museale ruimte hoort, wat mij betreft, een neutraal gebied te zijn waarin het uitspreken van meningen en oordelen slechts aan het publiek is voorbehouden. Een tentoonstelling mag het verleden niet met zwart-witte schuld en onschuld bestempelen, als “goed” en “fout” presenteren, maar dient verschillende verhalen en schakeringen van het verleden te tonen, aan de hand waarvan het publiek zijn eigen opvattingen kan vormen. Het museum draagt bij aan de beeldvorming van het oorlogsverleden.’

‘Om, zoals de auteurs Kees Ribbens en Esther Captain het doeltreffend verwoorden, de oorlogsherinnering niet terzijde te schuiven alsof de houdbaarheidsdatum zou zijn verstreken, zou een tentoonstelling hedendaagse kanttekeningen bij het verleden mogen plaatsen, die het publiek de mogelijkheid geven een eigen mening over de geschiedenis te vormen. Volgens mij is dit wat een hedendaagse tentoonstelling over het oorlogsverleden zou moeten zijn: een blik op de geschiedenis, zonder een a priori oordeel te geven over de gebeurtenissen, maar wel aanzettend tot reflectie, door middel van aangereikte kritische vragen.’

Hedwig:

‘Als curator ben je verantwoordelijk voor het verhaal dat overgedragen wordt op de bezoekers. Hierdoor ben je verplicht stil te staan bij de vraag in hoeverre het mogelijk, gepast of gewenst is om kleur te kiezen of de tentoonstelling een morele laag te geven.’

‘Aangezien we slechts enkele weken hadden om het onderwerp te verkennen en de tentoonstelling te organiseren lag de kans op de loer dat we een ongefundeerd oordeel zouden vellen over de vereniging [Arti et Amicitiae], door een gebrek aan inzicht en begrip voor de motivatie van hun gedrag tijdens de oorlog. (…) Deze voorzichtigheid werd versterkt doordat wij natuurlijk geen van allen aanwezig of persoonlijk betrokken zijn geweest bij de gebeurtenissen van de oorlog. Wij waren ons bewust van het feit dat het moeilijk is om je objectief en neutraal te kunnen verplaatsen in overwegingen die zijn gemaakt in een moment dat qua omstandigheden, normen en waarden verschilt van de tijd en samenleving waar wij ons in bevinden.’

‘We wilden we ook bewust geen “grijze” benadering. We begrepen direct dat je bij een onderwerp als de oorlog niet om de morele implicaties heen kan. Zaken als goed en fout zijn zo verweven met alle gebeurtenissen uit de oorlog dat objectiviteit onmogelijk is.’

‘Om te voorkomen dat wij ons oordeel overdroegen op het publiek hebben wij met een meervoudig perspectief, waarin diverse geluiden te horen zijn, getracht te bewerkstelligen dat de bezoeker alle kanten van het verhaal meekrijgt en er uiteindelijk zelf een oordeel over kan vormen. Want moraliteit in de geschiedschrijving moet je niet uit de weg gaan door het ontbreken van een oordeel zoals in een grijs perspectief, maar juist de ruimte geven door middel van een verbreed perspectief.’

Eline:

‘Als tentoonstellingsmakers kozen wij ervoor om geen expliciet standpunt in te nemen maar ons te baseren op het principe “show, but don’t tell”. Wij kozen niet voor “goed” of “fout”, maar stelden onszelf de taak om verheldering te geven over wat de vereniging [Arti et Amicitiae] destijds bewoog om deze keuze te maken. Er werd gekozen voor een historische, feitelijke insteek van de expositie, waarbij veel archiefmateriaal werd getoond. De keuze om geen oordeel te vellen lag – naast het feit dat we maar zes weken de tijd hadden voor deze expositie – ook aan de gewetenskwestie “wie zijn wij om daarover een oordeel te vellen?” Wij kozen geen “zwart” of “wit” maar een gemêleerde positie waarbij we essentiële vraagstukken niet uit de weg zijn gegaan maar het beantwoorden ervan over lieten aan het publiek.’

Floor:

‘Hoewel het tonen van uitersten nuttig kan zijn, kan het een helder beeld in de weg zitten. Het hanteren van een strenge tegenstelling “goed” en “fout” en de drang hierover te oordelen maakt uiteindelijk blind voor nuances en complexiteit.’

‘De tentoonstellingsmaker staat tussen de wetenschap en het grotere publiek in. Het is naar mijn mening dan ook de taak van een tentoonstelling om weloverwogen posities van wetenschappers voor het grotere publiek inzichtelijk te maken.’

‘Op het moment dat visies radicaal verschillen kunnen heftige reacties ontstaan. Als de discussie hierover op een gezonde manier wordt gevoerd, kan dit nieuwe inzichten opbrengen.’

‘De tentoonstelling kan bij uitstek dienen als een arena waarin de publieke opinie aan het wankelen kan worden gebracht, en kan worden herzien. In de tentoonstelling Arti in oorlogstijd poogden wij precies dit te doen.’

Jasmin:

‘Zoals er niet altijd eenduidigheid is over het “goed” of “fout” in de oorlog, is er misschien ook niet één legitieme en ultieme manier voor de geschiedschrijving. Wel is belangrijk dat je jouw idee of concept kunt onderbouwen.’

LEAVE A COMMENT

theme by teslathemes