Ode aan Nelly Frijda
Nelly Frijda, voor onze jaren negentig-generatie een iconische televisiepersoonlijkheid, waarbij de ‘asociatie’ met Ma Flodder al snel gemaakt wordt. Wat menigeen niet van haar zal weten is dat ze uit een SDAP-gezin komt en veel levendige oorlogsherinneringen heeft. Toen ik haar benaderde voor de opening van onze tentoonstelling Arti in oorlogstijd - aangezien ze al een aantal jaar lid is van de vereniging Arti et Amicitae – was ze enthousiast en werden we (Hedwig, onze docent Claartje en ik) uitgenodigd bij haar thuis. Bij opening van de voordeur stond daar een charismatische vrouw met een lieve glimlach op haar gezicht. Het contrast met Ma Flodder kon niet groter zijn. Bij de koffie was er gezorgd voor wat lekkers en na onze introductie over de tentoonstelling, bleek dat de oorlog veel impact had gehad en ze graag onze tentoonstelling wilde openen met een speech, waarin ze haar ervaringen kon delen. Wel waren Hedwig en ik enigszins bezorgd over welke toon Nelly zou aanslaan in haar toespraak, omdat ze de rol van de vereniging ten tijde van de oorlog heel duidelijk als ‘fout’ bestempelde.
We hadden afgesproken dat ze op 28 maart om 14:00 uur aanwezig zou zijn om de tentoonstelling van tevoren te bekijken, om vervolgens in de namiddag om 16:10 uur de tentoonstelling te openen. De tentoonstelling en met name de werken van ‘foute’ kunstenaars maakten logischerwijs zichtbaar veel indruk op haar. Toen onze vitrines in haar bijzijn werden gepoetst met glassex herinnerde ze zich ineens dat ze voor de poetshulp nog enkele dingen moest kopen en zo gelijk een luchtje kon scheppen. Ik sprak met haar af dat ze 20 minuten voor aanvang in de tentoonstellingzaal zou terugkeren, waarna ik haar naar de grote zaal zou brengen. Ik realiseerde me echter nadat ze weg was dat dit enigszins krap was en 45 minuten voordat ze haar speech zou houden, belde ik haar op. Ik kreeg geen gehoor… Ze zou de tijd toch niet vergeten zijn, doordat de tentoonstelling zichtbaar indruk op haar had gemaakt? Op de afgesproken tijd was ze nog steeds in geen velden of wegen te bekennen. De stress sloeg bij mij toe. Een vriendin kwam me kalmeren in de tentoonstellingszaal waar ik wachtte, maar de tijd tikte verder. Een groepsgenoot, die van de situatie wist, kwam me vertellen dat de sprekers vóór mevrouw Frijda nu het podium opgingen en ze ook in de bomvolle zaal niet te bekennen was. Zou het haar misschien te veel zijn geworden? Ze zou toch niet naar huis zijn gegaan? Ik belde haar nog een paar keer, maar kreeg wederom telkens geen gehoor. De vriendin die bij me was kon nog enigszins een lach op mijn gezicht toveren met de woorden: ‘Het is en blijft een Flodder, hè.’ Ik gaf uiteindelijk het wachten in het raamkozijn op en besloot naar de zaal ernaast te gaan waar de opening door mevrouw Frijda eigenlijk elk moment moest plaatsvinden. De groepsgenoot die zojuist had gesproken kondigde haar aan en ik kon wel door de grond zakken, aangezien ze er niet zou zijn… toch? Ineens kwam daar vanuit het publiek die charismatische vrouw aangelopen, die vervolgens met haar stem en prachtig geschreven speech de zaal betoverde. Ik kreeg gewoon kippenvel! Ze was via een andere ingang de grote zaal van Arti binnengelopen en zat daar dus al de hele tijd! Ik voelde me gegeneerd dat ik haar zo vaak had gebeld en legde nog heel voorzichtig de situatie uit bij het bedanken en overhandigen van het bloemetje, maar volgens mij kwam ik door dankbaarheid niet eens meer fatsoenlijk uit mijn woorden.
Uiteindelijk vond ik dit voorbeeld tekenend voor het proces van het maken van onze tentoonstelling. Wanneer het leek dat we met een deadline in het gedrang kwamen – we hadden zes weken voor het hele project – of wanneer iets misging, zorgde dit juist voor een druk, die de basis leek te vormen voor de mooiste en beste eindresultaten. Af en toe neem ik, denkend aan dit verhaal, nog eens de speech van mevrouw Frijda door en moet ik grinniken. Een metaforische kroon op de mooie middag van onze opening. Daarom bij deze nogmaals: mevrouw Frijda, bedankt!
Luuk Reinders
***
Speech Nelly Frijda bij de opening van Arti in Oorlogstijd, 28 maart 2014
Tekst: Kiek Houthuijsen.
‘Kunst kan geen kwaad’, zei een Nederlandse schrijver ooit. Maar ik geloof daar niet in. Ik denk dat kunst kwaad en goed kan doen, zoals de mens. En geloof het of niet: kunstenaars zijn net mensen. Vandaar ook dat de mens en de kunstenaar altijd verward worden omdat ze toevalligerwijze in het zelfde lichaam wonen. Niets menselijks is de kunstenaar vreemd en dus maken zij soms foute keuzes.
Ik was een kind in de oorlog en hoefde geen keuzes te maken. Mijn ouders wel. Zij kozen ervoor anderen te helpen. Onze zolder werd een doorgangshuis voor mensen die mijn vader hielp naar een onderduikadres in Friesland of andere provincies.
Toen op zekere dag, ging mijn grootste wens in vervulling. Ik had al menigmaal tegen mijn vriendje Bobje Kossen, die katholiek was, gezegd dat ik ook gelovig zou worden als ik een broertje of zusje zou krijgen. Ik had alleen een oudere broer die niets liever deed dan mij pesten, pesten en pesten. Die dag in 1943 was ik naar Artis geweest met school. Ik kwam thuis en voelde direct dat er iets raars, iets anders was.
In de slaapkamer van mijn ouders stond mijn moeder en op een mij onbekend meubel zat ze: een levende aankleedpop van anderhalf. Uit haar mondhoek zei mijn moeder: ‘Dit is je zusje.’ Ze zei het op een toon waardoor het direct duidelijk was dat ik geen vragen mocht stellen. Ik ben toen toch minimaal zes weken gelovig geweest.
Maar kan ik mijn eigen herinneringen vertrouwen? Zijn zij niet ook vertekend door de tijd? Gelukkig heb ik ze bij mijn familieleden kunnen controleren.
In haar boek Kunstenaars van de Kultuurkamer maakt Claartje Wesselink namelijk duidelijk dat historisch herinneringen vaak verdraaid, verdrongen of opgeblazen worden en dus niet altijd geheel betrouwbaar zijn.
Ik werd bijvoorbeeld pas lid werd van Arti nadat het zwart-witte popart denken achter de rug was en de kleur grijs aan het palet van het collectieve geheugen was toegevoegd. Als actrice was ik lid van De Kring. De Kring was goed en Arti fout. Ik had er nooit bij stilgestaan dat De Kring ‘slechts’ een kunstenaarssociëteit was en dus nooit voor de keuze was gesteld waar kunstenaarsverenigingen, zoals Arti, wel voor gesteld waren.
In november 1941 werd de Kultuurkamer ingesteld door de nazi’s en werden alle kunstenaarsverenigingen voor de keuze gesteld: lid worden of ophouden te bestaan.
Arti, Sint Lucas, De Onafhankelijken en veel andere verenigingen werden lid van de Kultuurkamer.
Leden van De Kring, die lid waren van een beroepsvereniging, zoals het Verbond van Nederlandsche journalisten, werden en masse bij de Kultuurkamer ingelijfd. Dat gebeurde ook met de leden van Arti. Enkelen zegden hun lidmaatschap op, wat niet helemaal zonder gevaar was. Anderen bleven lid van hun beroepsvereniging om geen aandacht te vestigen op hun illegale praktijken; weer anderen maakten gebruik van de Kultuurkamer, bedelden om opdrachten en werkten welwillend met de nazi’s mee. Zoals ik al zei: kunstenaars zijn net mensen.
Onder druk van de Kultuurkamer werden Joodse kunstenaars van Arti geroyeerd, maar ook bij De Kring werd het te gevaarlijk voor hen en konden zij dus niet meer komen.
‘Kunst is waarheid en schoonheid en de waarheid is niet altijd schoon’, zei de Vlaamse schrijver George van Acker. De gehele waarheid weten we pas als alle archieven in 2040-2045 opengaan, maar afgaande op de kennis die we nu hebben is het oorlogsverleden van Arti niet schoon. Maar dat van De Kring ook niet echt. Is het echter aan ons te oordelen? Als je achter de feiten staat, kan een kind een veldslag winnen. Wij kennen de feiten nu, Arti, De Kring en hun leden kenden die niet. Mijn ouders ook niet en toch maakten zij die keuzes waar ik hen nog altijd dankbaar voor ben.
Maar laten we één ding vooral niet vergeten. Den Doolaard zei ooit: De eerste dode in elke oorlog is het gezonde verstand.
LEAVE A COMMENT
You must be logged in to post a comment.